VISSEN

We zijn in Zweden, we kijken uit op een groot meer en dus besluit ik te gaan vissen. In Nederland heb ik me vorig jaar al een hengel laten aansmeren.  Ik liep de winkel binnen en legde mijn wensen op tafel; forel, baars, zalm, makreel, tonijn. Ik kreeg twee hengels, een mandje vol haakjes, aas, schepnet, veel adviezen en nul garanties.

Ik trek mijn wandelschoenen aan en maak een wandeling aan de rand van het meer. Ik moet een weiland met koeien oversteken en zet mijn
twee hengels, een mandje vol haakjes, aas, schepnet, een koffer en emmer neer in het gras en haal de stroomleidingen los van het hek. De koeien rennen mij tegemoet. Twee grote koeien en twee kalveren. Ze kijken mij dom aan en blijven op een meter afstand staan. Een zwerm vliegen rond hun ogen. Ik strek mijn hand uit om te aaien. Een vreemde gewoonte. Koeien willen niet geaaid worden. Ze willen gemolken worden als hun uiers op knappen staan en verder met rust gelaten worden. Ik pak mijn twee hengels, een mandje vol haakjes, aas, schepnet, een koffer en emmer en loop richting het bos. De koeien staren mij na terwijl ze over mij lijken te roddelen óf ze zijn aan het herkauwen. Dat kan ik niet meer zien.

Ik moet een pad oversteken dat hol loopt. In het midden van het pad is een enorme plas water. De koeien zijn hier langs gelopen. Honderden keren. Ze hebben hier ook hun behoefte gedaan. Het pad is een hindernisbaan van water, mos, gras, modder en heel, heel veel stront. Aan beide zijden van het pad is een hek met stroomkabels. Voor als je je evenwicht verliest. Dan heb je de keuze tussen languit in een plas met drek of een kabel vastgrijpen waardoor je in beide ellebogen zó één doffe pijnschok krijgt, waar de koeien nog geen droog brood van lusten. Het lijkt er op alsof iemand hier niet wil dat ik ga vissen. Ik zet door. Vijfentwintig passen en ik ben aan de andere zijde. Mijn schoenen zijn donkerbruin van kleur en langzaam voel ik wat vocht in mijn sok sijpelen. Ik probeer er niet aan te denken. Ik ben hier om te vissen.

Eenmaal bij het water, ga ik op een rots zitten. Ik
zet mijn twee hengels, een mandje vol haakjes, aas, schepnet, mijn koffer en emmer neer. Achter mij hoor ik ritselen in het gras. Het zijn de koeien. Ze zijn me gevolgd.  Ik haal de lijn van mijn hengel uit de knoop. Dit blijkt een knoop te zijn waar ik de volgende vijftien minuten mee bezig ben en waardoor ik één nagel breek. De knoop is los. Een diepe zucht. Ik ga staan en tuur over het water. Het is windstil. Het meer is één grote spiegel. Het bos aan de overzijde is de scheidslijn tussen wolken en zon boven en wolken en zon beneden. Her en der zie ik schaatsenrijders over het water lopen. Ze creëren kleine kringetjes. Dan zie ik grotere kringen. Dat is vis! Mijn pupillen worden wijder. Daar ben ik voor gekomen. Één twee drie en ik zwaai met m`n hengel. Het blinkertje verdwijnt vijftig meter verder onder het wateroppervlak.

Zo gooi ik m`n hengel nog tientallen keren uit en dan heb ik beet! Warempel! Let wel, dit is de eerste keer dat ik ga vissen.
Ik ben dolenthousiast. Ik trek aan de lijn en denk; 'wow, dit is een knoeperd van een vis!' - maar hoe meer ik trek, hoe meer ik me realiseer dat er niemand aan de andere kant van de lijn trekt. Ik voel geen schokje of stootje of rukje, maar de lijn zit vast. Hè, nu kan ik trekken wat ik wil, maar het haakje komt niet los. Ik loop naar de linkerzijde van de rots en houdt m`n hengel helemaal omhoog en, eindelijk, het haakje komt los. Er zit een plantje aan. Dat is geen vis - Ik kijk om mee heen of iemand op- of om dit meer mij heeft zien klunzen en gooi gauw m`n hengel uit en nog eens en nog eens en... ja! Ik voel een rukje. Werkelijk! Ik.. ik..heb.. beet!!! Ik geef een ruk aan de lijn en gooi de vis achter mij op het mos. Het is een vis! Jajaja! maar.. wat nu? Oja, een flinke tik tussen ogen en kieuwen. Pats! De vis lijkt dood. Nu het haakje loshalen. Daar heb ik een tangetje voor. Even in m`n koffer kijken. De vis beweegt opeens weer. Ik geef `m weer een tik. Hij is weer buiten westen. Nu het tangetje pakken. Haakje los. Mooi. Nu het mes. Ik snij in de kieuwen en gooi de vis in de emmer. Een diepe zucht. Mooi. Da`s één.

Vervolgens gooi ik de hengel honderd keer uit. Ondertussen zie ik de zon tweemaal in prachtige kleuren ondergaan. Éénmaal in de lucht en éénmaal in de weerspiegeling van het meer.  Een zachte mist verschijnt op het wateroppervlak. Ik besluit nog éénmaal uit te werpen en haal de lijn langzaam binnen. Weer! hap! beet! Ik trek de lijn overenthousiast binnen en vergeet wederom mijn schepnet. De vis zweeft door de lucht en komt recht in de emmer. Daar ligt de levende naast de dode. Snel voer ik wat handelingen uit zodat beide vissen stil liggen. Ik pak mijn
twee hengels, een mandje vol haakjes, aas, schepnet, een koffer en emmer met twee vissen en loop met gepaste spoed tijdens de schemering terug naar huis. Mijn sokken zijn inmiddels verzadigd van vloeibare modder en mest, maar het kan me niet schelen. Ik heb vis!  En terwijl ik vijftien minuten later een heerlijke baars in de pan aan het bakken ben, een baars die zich heerlijk laat smaken, overvalt mij een gevoel van geluk. De natuur gaf mij een gratis schat. Vis. Zomaar, voor niets.

Nou ja, voor niets..
het kostte mij twee hengels, een mandje vol haakjes, aas, schepnet, een koffer, emmer en misschien wel nieuwe schoenen.






Reacties

Populaire posts van deze blog

STRIJD

DE CHAOS VAN EEN DOORSNEE WEEK

ILLUSTRATIES BIJ DE BIJBEL